Provincie Drenthe

Evaluatie Energiek Drenthe
mr. drs. J.R.Lunsing

Op 4 juli 2006 hebben de Gedeputeerde Staten een “Energiek Drenthe, Nota Energiebeleid 2006-2010” vastgesteld. Deze nota is een uitwerking van POP II. In mei 2008 is het Programma Klimaat en Energie door Drenthe vastgesteld. Het doel daarvan is een kader te scheppen voor de uitvoering maatregelen op het gebied van klimaatverandering en energie en mede richting te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie Drenthe.

Energiek Drenthe is tot stand gekomen na raadpleging van een groot aantal externe partners. Zoals in het rapport staat, zullen externe partners ook betrokken worden bij verdere concretisering van het provinciaal beleid. Omdat samenwerking op voet van gelijkwaardigheid tot stand moet komen, is communicatie van groot belang. Dit onderzoek kan gezien worden als een bouwsteen om de communicatie te bestendigen en waar mogelijk te verbeteren. Communicatie is, in tegenstelling tot een fysieke bouwsteen in de bouw, iets wat voortdurend onderhoud behoeft.
Het doel van het onderzoek is de samenwerking omtrent dit beleidsterrein tussen provincie en haar partners in kaart te brengen door de partners te bevragen in hoeverre zij dezelfde doelstellingen nastreven en hoe zij de communicatie ervaren hebben. Communicatie is overigens niet het einddoel. Het einddoel is concretisering van beleid. We moeten dus nagaan in hoeverre communicatie de doelstellingen van het beleid dichterbij heeft gebracht of in hoeverre de communicatie dat juist verhinderd heeft.

Om deze probleemstelling te kunnen beantwoorden wordt een aantal deelvragen onderscheiden.

  1. Wat is in de nota energiebeleid en het uitvoeringsprogramma Energiek Drenthe geformuleerd ten aanzien van de maatregelen.
  2. Wat kunnen we op grond van de tussenbalans Energiek Drenthe en andere (statistische) bronnen te weten komen over de mate waarin gewenste kwaliteit na vaststelling van het beleid in 2006 werden bereikt?
  3. Hoe kijken de relevante samenwerkingspartners aan tegen de wijze waarop de provincie heeft bijgedragen aan de nagestreefde en ook feitelijke ontwikkelingen op het gebied van energiebeleid?
  4. Hoe kijken de relevante samenwerkingspartners aan tegen de wijze waarop zij zelf heb-ben bijgedragen aan de nagestreefde en ook feitelijke ontwikkelingen op het genoemde gebied?
  5. Hoe zien de medewerkers van de provincie hun rol in de samenwerking. Welke hindernissen ervaren zij en welke mogelijkheden tot verbetering zodat de doelstelling van het beleid makkelijker gehaald kunnen worden?
  6. In hoeverre worden deze beelden en ervaringen over en weer gedeeld en in hoeverre lopen deze beelden en ervaringen over en weer uiteen?
  7. Welke leerpunten kunnen uit het voorgaande worden getrokken over de inrichting van de verdere uitwerking van het klimaat en energiebeleid?

Het onderzoek is voor een belangrijk deel gebaseerd op interviews. Door herhaald te controleren of informatie uit deze interviews goed is overgekomen, wordt gegarandeerd dat het eindresultaat een waarheidsgetrouw beeld van de waargenomen werkelijkheid geeft.
De methode die hier voorgesteld wordt, is eerder gebruikt bij de evaluatie van POP II die onlangs is afgerond en gepubliceerd onder de naam “Dynamiek in Drenthe” van dezelfde onderzoeker. Aangezien de provincie Drenthe vindt dat de resultaten van dat onderzoek goed bruikbaar zijn, ligt het voor de hand om een vergelijkbare opzet aan te bieden bij een van de uitwerkingen van POP II.

Het eindrapport is gereed en verspreid door de Provincie Drenthe. .